Detectivewerk in de Koninklijke Verzamelingen naar de voormalig slaafgemaakten Cupido en Sideron

Voorwoord en verantwoording van het boek over Willem Frederik Cupido en Guan Anthony Sideron 

Uw Hoog Wel Geboren Onderdanigsten en Gehoorzame Dienaar G Sideron’ staat geschreven onder de eerste brief van de zwarte kamerdienaar van prinses Wilhelmina van Pruisen die ik vond. Guan Anthony Sideron reageert hierin op voorgestelde bezuinigingen, waar hij het grotendeels niet mee eens is. De geadresseerden zijn stadhouder Willem V en zijn hofcommissie. Als Sideron dit schrijft, in 1794, is hij bijna 32 jaar in dienst bij de familie Van Oranje- Nassau. Zijn eveneens zwarte collega Willem Frederik Cupido 29 jaar.

Collectie Koninklijke Verzamelingen (c)

Detectivewerk is waarschijnlijk de beste omschrijving van mijn onderzoek naar de levens van Cupido en Sideron. Soms vind je dagenlang niets en dan opeens een door een van hen in een krullerig handschrift geschreven lange brief op licht vergeeld papier. De kans is groot dat dit document nooit eerder zo grondig bekeken is dan op dat moment door mij. Het voelde als het vasthouden van een levende vogel waarvan werd gedacht dat hij al lang was uitgestorven. Dit vooral omdat men tot voor kort aannam dat er in de archieven weinig bewaard is gebleven uit de achttiende eeuw van zwarte mensen in de Nederlanden. Deze brief van twee kantjes was het eerste bewijs dat er wel door Sideron geschreven documenten terug te vinden zijn. Het bleken er uiteindelijk honderden te zijn van en over zowel Sideron als Cupido. Sideron en Cupido waren twee kinderen die rond hun zevende in dienst traden bij stadhouder Willem V. Dat bleven ze tot hun dood, en ze zagen diens zoon, de latere koning Willem I opgroeien en volwassen worden, en kleinzoon, koning Willem II, voor een deel opgroeien.

Cupido of Sideron bij de kinderen van Willem V: Louise, Willem Frederik (koning Willem I) en Frederik
Anoniem, Cupido of Sideron bij de kinderen van Willem V: Louise, Willem Frederik (koning Willem I) en Frederik, Bijzondere collecties Universiteit Leiden

Over het leven van Nederlandse koningen, koninginnen, stadhouders, prinsen en prinsessen hebben historici al in ruime mate gepubliceerd. We weten inmiddels veel over de familie Van Oranje-Nassau, daarentegen heel weinig over hun hofhouding en ‘domestiquen’ (bedienden). En we weten nog minder over hoe ‘downstairs’ en ‘upstairs’, zoals de Britten dat noemen, zich tot elkaar verhielden. Er is nauwelijks geschreven over de wereld van de bedienden, terwijl zij, in de achttiende eeuw, een belangrijk deel van de beroepsbevolking uitmaakten. Nog summierder is de aandacht voor zwarte ‘domestiquen’.

De samenstelling van de bevolking in de Republiek, waaronder de bedienden, was veel minder eenkleurig dan gedacht. Deze veelkleurigheid had haar weerslag in de kunsten. Bedienden, zowel zwart, bruin als wit, komen voor in theaterstukken en romans uit deze periode, en in de beeldende kunst zijn vooral bedienden met een Afrikaans uiterlijk terug te zien. Cupido en Sideron staan op minstens acht werken afgebeeld. Hun voorganger Jean Rabo is op minstens zeven werken weergegeven. Ondanks deze zichtbare aanwezigheid van zwarte bedienden bij de familie Van Oranje-Nassau zijn ze tot nu toe door historici over het hoofd gezien. Alleen Charlotte Eymael, hoofdarchivaris van de Koninklijke Verzamelingen (KHA), behandelde in haar essay ‘De geschiedenis achter een aquarel. Het verhaal van de “twee moortjes”’ een aantal documenten over Sideron en Cupido. In kunsthistorische literatuur werden, en worden, zwarte jongens op schilderijen, mede door mijzelf, vaak ‘zwarte pages’ genoemd. En velen nemen daarbij aan dat men hen altijd in exotische Turkse kledij uitdoste, dat ze slavernij representeerden en dat ze werden afgebeeld om de eigenaar blanker te doen uitkomen. Bovendien gaat men er doorgaans van uit dat hun rol op de kunstwerken overeenkomt met hun werkelijke leven. Deze aannames door kunsthistorici zijn niet tot nauwelijks gebaseerd op onderzoek naar de verbeelde individuen met een Afrikaans uiterlijk.

John Nost II Bust of an African
John Nost II Bust of an African (waarschijnlijk in dienst van koning stadhouder Willem III)

In het buitenland is iets meer onderzoek op dit gebied gedaan. Zo zijn er in Duitsland inmiddels twee stromingen bij de historici die onderzoek deden naar zwarte mensen daar. Aan de ene kant betogen historici als Peter Martin en Bernd Roeck dat mensen met een Afrikaanse achtergrond nooit echt konden integreren in de Duitse samenleving van de zeventiende en achttiende eeuw. Anderen die zich meer lokaal en op individuen specialiseerden, als Monika Firla, Ingeborg Kittel en Wolfram Schäfer, komen tot een bijna omgekeerde conclusie. Een groot deel van de Afrikanen die via de hoven in Duitsland kwamen, heeft volgens hen carrière gemaakt en een gezin kunnen stichten. Enkelen, als Ignatius Fortuna uit Suriname en Ferdinand Christian Coridon uit Suriname of Berbice in Saksen, kochten huizen en stierven welgesteld.

Fürstäbtissin Franziska Christine von Pfalz-Sulzbach mit Kammermohr Ignatius Fortuna Ölgemälde J. Schmitz um 1770, Portrait Fürstäbtissin Franziska Christine von Pfalz-Sulzbach mit Kammermohr. Ausgestellt im Waisenhaus Steele. Foto © Dietrich Hackenberg - www.lichtbild.org
Johann Jakob Schmitz, Ignatius Fortuna, 1772.

Opvallend is dat Ignatius Fortuna als een volwassen man van rond de veertig is afgebeeld. Meestal staat er een jongen van een jaar of tien naast een witte geportretteerde. Fortuna kwam uit Suriname en was in 1735 een gift aan de abdis van het vrouwenklooster in Essen. Hij stierf in 1794 als een welvarend man met een enorme collectie kleren.

Anne Kuhlmann bracht de onderzoeken in Schwarze Europäer im Alten Reich bij elkaar en komt tot de conclusie dat integratie niet altijd maar wel veelvuldig voorkwam. Daarom moeten volgens haar de generalisaties van Peter Martin en Bernd Roeck herzien worden. Het is, volgens haar, een vergissing deze individuele levens te generaliseren, want alles hing af van de persoonlijke relaties aan een hof.

Vragen die ik wilde beantwoorden waren onder andere: kloppen de afbeeldingen met hun leven en werk in de werkelijkheid? Waren Cupido en Sideron slaafgemaakten aan het hof?

Welke taken moesten ze uitvoeren en werden zij anders behandeld dan hun witte collega’s? De door Sideron geschreven brief vond ik al na een paar bezoeken aan het KHA. De vondst bleek slechts een begin. Een fascinerende wereld ging open over het leven van bedienden in het algemeen aan het hof en in het bijzonder over dat van Cupido en Sideron die er vanwege hun kleur waren.

Op de achtergrond van dit leven in het oude hiërarchische systeem – het ancien regime – begon zich een nieuwe wereld af te tekenen in de vorm van de Verlichting, opstanden en revoluties. Duidelijk werd dat er genoeg materiaal was voor een boek. In dit boek beschrijf ik grotendeels chronologisch het leven van de twee jongens en later mannen aan de hand van de documenten. Van hun jonge jaren zijn naast documenten vooral kunstwerken teruggevonden. Naarmate ze ouder worden, zijn er meer gegevens omdat ze meer verantwoordelijkheden krijgen en stijgen in de hiërarchie. Hierdoor wordt er naarmate de jaren vorderen meer bekend over hoe ze behandeld werden, hoe ze betaald kregen en waar ze werden ondergebracht. Maar ook hoe hun dagen eruitzagen, wie ze ontmoetten, wat hun sterktes en zwaktes waren en wat ze deden. Het hofleven komt, zo veel mogelijk vanuit perspectief van bedienden, ruim aan bod. Een deel van de informatie komt uit de briefwisselingen van de familie Van Oranje-Nassau. Soms doen zij verslag van gebeurtenissen, zoals de vlucht naar Groot-Brittannië in 1795 waar Sideron en Cupido bij waren. Zij worden dan niet genoemd, maar de verslagen geven een indruk van wat zij meemaakten. Af en toe zal ik uitweiden over andere personen met een Afrikaanse of Aziatische achtergrond in relatie tot het hof. Daarnaast ga ik in op de gewelddadige omstandigheden, waar ze aan den lijve mee te maken kregen, zoals opstanden, oorlog en revolutie.

Slavernij wordt behandeld, met name in relatie tot de komst van Cupido en Sideron naar het hof en de opstanden in Berbice en Suriname. Het is een onontkoombaar onderdeel van de geschiedenis rondom Cupido en Sideron. Ze kwamen waarschijnlijk in de positie van slaaf in de Republiek aan, en stadhouder Willem V was officieel hoofd van de West-Indische Compagnie (WIC) en Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).

Bij de levensbeschrijving van Sideron en Cupido heb ik geprobeerd zo dicht mogelijk bij henzelf en bij de originele documenten (en kunstwerken) te blijven. Ik heb veel citaten opgenomen om verschillende stemmen uit de tijd zelf te laten horen. Bijna alle citaten heb ik hertaald in hedendaags Nederlands.

Doop Willem Frederik Cupido in Den Haag 25 april 1772
Doop Willem Frederik Cupido in Den Haag 25 april 1772
Doop Willem Frederik Cupido in de St Jacobs of Grote Kerk van Den Haag 1772
Doop Willem Frederik Cupido in de St Jacobs of Grote Kerk van Den Haag 1772

Waar lang over is nagedacht bij het schrijven, is het woordgebruik. Mijn keuze is gebaseerd op de huidige stand van zaken. Er is een verschuiving om het woord blank te vervangen door wit en ook op het gebied van het woord slaven lijkt een verschuiving plaats te vinden. Velen gaan over op ‘tot slaaf gemaakt’, want het werd mensen die in slavernij leefden onder dwang en met geweld opgelegd. Omdat ik het ‘tot slaaf gemaakt’ taalkundig lelijk vind, in tegenstelling tot het Engelse enslaved, heb ik geprobeerd hier tussenoplossingen voor te vinden. Dit in het volle besef dat de taal voortdurend in beweging is en dat over tien jaar weer andere woorden nare associaties zouden kunnen oproepen. Het is een momentopname. Woorden als neger, mulat, Indiaan en moor komen veelvuldig voor in de documenten en worden, behalve in citaten, verder cursief of tussen haakjes in het boek vermeld. Bovendien zijn mulat, moor en neger functies waaronder bedienden in de documenten werden opgenomen. Naast het beroep van kamerdienaar, lakei en loper was er de functie van Moor en Mulat aan het hof, waar een apart salaris voor werd vastgesteld. Het beroep ‘Moor’ kon in de achttiende eeuw aan een hof uitgeoefend worden door mensen uit Afrika, Azië (o.a. Chinezen) en de Amerika’s. Het is niet mijn bedoeling de geschiedenis te ontdoen van haar besmette woorden.

Coll. Koninklijke Verzamelingen (c)

Tijdens mijn onderzoek en het schrijven hebben talloze mensen mij met adviezen en andere hulp bijgestaan. Het is voor een deel een Gesamtkunstwerk. Een aantal wil ik hierbij bedanken, in de hoop dat ik niemand vergeet. Ten eerste mijn begeleiders en meelezers. In alfabetische volgorde: voormalig hoofdarchivaris van het KHA Charlotte Eymael, historicus bij het Huygens Instituut dr. Jos Gabriëls, Gert Oostindie, hoogleraar Koloniale en Postkoloniale Geschiedenis, en voormalig directeur van het KHA Bernard Woelderink. Ze hebben mij, voor zover mogelijk, proberen te behoeden voor historische onjuistheden en vermoedens die niet te bewijzen zijn. Hun kennis leidde tot verdieping en verduidelijkingen op een aantal terreinen. Waar er nog fouten of onverantwoorde speculaties ontdekt worden, zijn ze geheel voor mijn rekening. Ten tweede wil ik alle mensen van het KHA bedanken, waarbij in het bijzonder Flip Maarschalkerweerd, Krista van Loon en de heer Pennings. Ten derde wil ik de mensen bedanken met wie ik in archieven kennismaakte en informatie uitwisselde, als Ineke Huysman en Marijke Bruggeman. En de mensen met wie ik sprak zoals Kees Zandvliet, Valika Smeulders, Max Scriwanek (Curaçao), Tirzo Martha, Modianne Cathalina (Curaçao), Mark Ponte, Ineke Mok en Jean Jacques Vrij. De laatste twee deelden met mij onder andere gegevens uit het onderzoek van Svend Veldhuijzen in het Haags Gemeentearchief. Carl Haarnack wees mij op interessante literatuur uit de achttiende eeuw en op gevoeligheden. Han Jordaan hielp mij onder andere met zijn Curaçaose connecties, Paul Koulen wist mij veel te vertellen over de rebellenleider Accara uit de kolonie Berbice. Met Roelof van Gelder en Lotte van der Pol wisselde ik puzzelstukjes uit. Tessa Boerman adviseerde mij bij het omslag en titelkeuze. Met Michiel Weve bezocht ik de Duitse kastelen en plaatsen waar Cupido en zijn verre familielid hofmeester Gauillaume Weve ooit zijn geweest.

Oranienstein
Oranienstein bij Diez, Sideron stierf in het paleis, Cupido in Diez

Ten vierde wil ik Marco van Baalen, Kiran Sukul en Lex van Tilborg van het Haags Historisch Museum bedanken voor hun interesse en de samenwerking bij de keuze van de werken voor de tentoonstelling rondom Rabo, Cupido en Sideron met de titel: Afrikaanse bedienden aan het Haagse hof. Onmisbaar was Arnoud Bijl die mijn ruwe teksten gestroomlijnd heeft en uit nieuwsgierigheid honderden vragen stelde. Zijn werk heeft er in zeer belangrijke mate toe bijgedragen dat het een leesbaar geheel is geworden en dat zaken die voor mij vanzelfsprekend waren, nu voor een groter publiek verduidelijkt zijn. Ook hier geldt: alle eventuele fouten zijn geheel voor mijn verantwoordelijkheid.

Onmisbaar was de financiële ondersteuning van het Prins Bernhard Cultuurfonds, VSB fonds, Mondriaan Stichting, de Gravin Van Bylandt Stichting en het Haags Historisch Museum, zonder wier bijdragen dit onderzoek nooit gedaan kon worden en dit boek niet gepubliceerd. Daarnaast dank ik de bestuursleden van ArtEsteem Alette Fleischer, Herman Keppy en Carl Haarnack voor het vertrouwen dat zij in mij hadden. En natuurlijk wil ik Zijne Koninklijke Hoogheid Willem-Alexander danken voor de toestemming voor het onderzoek in het KHA. Deze geschiedenis gaat over een zeer gevoelige periode in de geschiedenis van Nederland waar zijn familie direct bij betrokken was. Maar eigenlijk is bijna iedereen verbonden met deze geschiedenis. Want gaandeweg het onderzoek kwam ik de achternamen van mijn ouders tegen. Een juffrouw Schreuder kreeg in Berbice te maken met de grote opstand van 1763, en er was een gouverneur Jan Schreuder van Ceylon die zijn lucratieve functie via het hof van Willem IV kocht. Mijn moeders achternaam Fortuin werd vaak door Europeanen aan Afrikaanse kinderen gegeven die zij in eigendom hadden. En een grote groep Nederlanders is waarschijnlijk zonder het te weten afstammeling van Cupido. Onder zijn afstammelingen komen onder andere de volgende namen voor in alfabetische volgorde:

Cupido nazaten aangevuld na de publicatie van het boek:

Abbenhuis, Bilsen, Blok, Van Bree, Van Beuningen, Brittijn, De Bruin, Coenraad, Dekker, Demaat, Dubois, Van der Elst, Felix, Groeneveld, Grondel, Hage, Hattem, Hehl, Hemmes, Hublart Hulshorst, De Jong, Jonkers, Keereweer, Kloot, Krachner, Lammers, Louwen, meelis, Van der Meer, Van der Meiden, Middendorp, Molhoek, Van Mourik, Overbeeke, Pasman, Rebel, Van Rhenen, Rooyen, Ruis, Schouten, Snelders, Smit, Steinbrenner, Szaszkiewicz, Timmers, Varossieau, Waardeloo en Weggema.

En meer. Zie hiervoor onder aan de pagina de linken naar aparte Cupido nazaten pagina’s.

Wie ik tot slot niet mag vergeten, is mijn moeder, de schrijfster Johanna Fortuin. Zij las de eerste conceptteksten. Naar aanleiding daarvan vertelde zij mij dat haar moeder en haar tante nog rond 1923 op elf jarige leeftijd van school werden gehaald ‘om een dienstje’ te doen. Dat betekende als elfjarige lange dagen bedienen bij voorname mensen in Leeuwarden. Een leraar probeerde het nog tegen te houden omdat een van de twee heel intelligent was gebleken. Het was tevergeefs. Mijn moeder blijkt de eerste vrouw, in vrouwelijke lijn, in de familie te zijn geweest die de kans kreeg te studeren. Haar vader had ervoor gezorgd dat ze naar een goede middelbare school ging. Ik denk dat de levens van Cupido en Sideron dichter bij ons staan dan gedacht.

Amsterdam, september 2017/ 2022

Nogemaals nazaten van Cupido zijn o.a. bij deze achternamen te vinden:

Abbenhuis, Bilsen, Blok, Van Bree, Van Beuningen, Brittijn, De Bruin, Coenraad, Dekker, Demaat, Dubois, Van der Elst, Felix, Groeneveld, Grondel, Hage, Hattem, Hehl, Hemmes, Hublart Hulshorst, De Jong, Jonkers, Keereweer, Kloot, Krachner, Lammers, Louwen, meelis, Van der Meer, Van der Meiden, Middendorp, Molhoek, Van Mourik, Overbeeke, Pasman, Rebel, Van Rhenen, Rooyen, Ruis, Schouten, Snelders, Smit, Steinbrenner, Szaszkiewicz, Timmers, Varossieau, Waardeloo en Weggema.

De vele nazaten van Cupido zijn op deze website terug te vinden. (op deze pagina naar onderen scrollen voor verschillende pagina’s over zijn vijf kleinkinderen en nazaten)

Het boek is nog via estherschreuderwebsite@gmail.com (nieuw) en Boekwinkeltjes (nieuw) en Buku te koop (nieuw).

About me:

In 2008 I was guest curator of the exhibition Black is beautiful. Rubens to Dumas. Important advisors Elizabeth McGrath (Rubens and colleagues, Warburg institute Image of the Black in Western Art collection), Carl Haarnack (slavery in books), Elmer Kolfin (slavery in prints and paintings) en Adi Martis (contemporary art). Gary Schwartz made his research for The Image of the Black in Western Art available to me.

Black beautiful Rubens to Dumas cover

In 2013 my book Cobra aan de gracht / Cobra on the Canal was published by Samsara publications.

In 2014 my essay ‘Painted Blacks and Radical Imagery in the Netherlands (1900-1940)’ was published in The Image of the Black in Western Art Volume V (I). (ed. David Bindman, Henry Louis Gates jr.)

In 2017 I published a book about the black servants at the Court of the Royal Van Oranje family. More than a thousand documents have been found about their lives. (only in Dutch)

Cupido en Sideron Cover 30-8-2017

In 2022 The City Museum of Harderwijk published a booklet about the painter Harmen Meurs. The text about him was written by me.

Harmen Meurs stadsmuseum Harderwijk
Harmen Meurs Stadsmuseum Harderwijk

See publications and about me on this site for more information.

All photos on this site are not intended for any commercial purpose. I have tried to trace all the rules and rights of all images. As far as I know, these images can be used in this way. If you ar a copyright holder and would like a piece of your work removed or the creditline changed then please do not hesitate to contact me.

estherschreuderwebsite@gmail.com

2 Comments

  1. hallo Esther, wat ben jij toch een kei!!!wat weer een geweldig verhaal deelde je zo genereus, veel dank daarvoor. Nu er eindelijk onderzoek is aangekondigd naar het Koninklijke archief in relatie tot de geschiedenis van slavernij, zou jouw verhaal dat je nu zo vrijgevig deelt in een landelijk dagblad moeten worden gepubliceerd. Heb je het uberhaupt aangeboden aan NRC Volkskrant of Trouw , of de Groene om maar wat te noemen? ikzelf overweeg een reactie te schrijven op de recensie over vrouwelijke kunstenaars in het Rijksmuseum in NRC dat vandaag verscheen. blijkbaar moet de geschiedenis na zoveel decennia weer opgeduikeld worden, waarbij de rol van t Rijks niet ter discussie wordt gesteld- nadat t Rijks meer dan een eeuw nalatig is geweest. Nu slaat het zich op de borst, alsof ze het hebben ‘her’ontdekt… werkelijk te gênant voor woorden. ik wens jou fijne feestdagen toe en een voorspoedig 2023!!! hartelijke groet,Mirjam—– Oorspronkelijk bericht —–

    1. Nee niet aan gedacht. Goed idee. Ik heb het idee dat veel opnieuw wordt uitgevonden door een nieuwe generatie medewerkers. Zeker als het om herontdekte vrouwelijke kunstenaars gaat. Wat ook schuurt is het verschil tussen zelfstandige onderzoekers en universitaire onderzoekers. Veel veldwerk is eerst door zelfstandigen gedaan, zeker als het gaat om slavernij en verbeelding van ‘zwarte’ mensen gaat , en op de kaart gezet. Universiteiten pakken het dan op. Daar gaan dan de grote budgetten heen, want zij hebben een naam. Maar gelukkig is er ook vooruitgang.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s