Accara: slaafgemaakte, rebellenleider, desperado en pensionado
Tijdens mijn zoektocht naar documenten en gegevens voor mijn boek Cupido en Sideron. Twee Moren aan het hof van Oranje, dat in 2017 verscheen, kwam ik tal van personen ‘van kleur’ tegen in relatie tot stadhouder Willem V. Een van hen intrigeerde me enorm: rebellenleider Accara ( West Afrika?-Paramaribo 1817). Dit omdat hij geen held was maar een overlever in de hel waarin hij en velen met hem zaten. De gevonden documenten doen vermoeden dat zijn levensverhaal een bijna filmische geschiedenis oplevert. Zeker als je daarbij de soms zeer dramatische locaties in gedachten neemt die hij bezocht of waarin hij leefde: zoals slavenplantages in Berbice en Suriname, het Amazone oerwoud met zijn moerassen (swampen), de Atlantische oceaan en de zeilschepen, maar ook oogstrelende plekken als het zelfde oerwoud met zijn dieren, het Haagse hof en de prachtige stad Paramaribo.
De naam Accara, Acra, Akara kwam ik tegen in zowel de 18e-eeuwse geschiedschrijving over Berbice, als over Suriname, als in het persoonlijke kasboek van de stadhouder en zelfs bij de militairen in het Nationaal Archief. Het bleek in de meeste gevallen om dezelfde man te gaan.

Getriggerd door de actualiteit, lijkt het mij nu een mooi moment om Accara hier onder de aandacht te brengen. Met de actualiteit bedoel ik de recente publicaties over de opstand in Berbice. (o.a. Bloed in de rivier van Marjoleine Kars), de brieven van rebellenleider van deze opstand Coffy (en Accara) tentoongesteld in het Nationaal Archief en de Slavernij tentoonstelling in het Rijksmuseum die hopelijk binnenkort open gaat. In deze slavernij tentoonstelling eindelijk de focus op individuen. Daar wil ik Accara bij voegen.
Hij was: slaafgemaakt, rebellenleider, ‘christenmoordenaar’, ‘fameuze schurk’, brandstichter, tambour en slavenjager. Daarna ging hij met pensioen, betaald uit de persoonlijke kas van Willem V. Een dramatisch en roerig leven in de hoogtijden van de slavernij, de achttiende eeuw.
Zeker geen held
Hoewel hij een rebellenleider was kan hij, volgens hedendaagse begrippen, zeker niet onder het kopje ‘held’ geplaatst worden. Voor de rebellen was hij een verrader en voor veel kolonialen een schurk en christenmoordenaar. Wel zou je hem kunnen zien als een handige overlever die waarschijnlijk last kreeg van de gruwelijkheden waar hij direct bij betrokken was. Mogelijk liep hij de psychische aandoening met een hedendaagse naam PTSS op. PTSS: Post Traumatisch Stress Stoornis.
Zijn ‘carriere‘ is op zijn minst opmerkelijk. Want hoe kom je van rebellenleider tegen de kolonialen in 1763 naar een pensioen uit de persoonlijke uitgaven van stadhouder Willen V, hoofd van de WIC en Admiraliteit?


Over zijn rol in de opstand van Berbice in 1763 ging een vorige post op mijn site. Accara’s rol bleek hierin doorslaggevend. Eerst als rebellenleider samen met Coffy en later als jager op dezelfde rebellen, in ruil voor zijn leven, samen met een andere voormalige rebellenleider Goussari (Gousari). De twee werden in Berbice door de kolonialen omschreven als bandieten, schelmen, christenmoordenaars en meer. Maar de Zwitser Louis Henri Fourgeoud, een majoor in het koloniale leger van de Republiek, kreeg een innige band met ze. Onder zijn hoede kwamen ze naar de Republiek en gingen ze onlosmakelijk bij de entourage van Fourgeoud horen. Hij was een voor die tijd oudere (geboren in 1708) ongehuwde man.

In Den Haag onderhield de majoor goede contacten met stadhouder Willem V en de hertog van Brunswijk, de belangrijkste raadsman van de prins. Hij ging in 1769 en 1770 minstens drie keer op audiëntie bij de jonge prins, mogelijk begeleid door Accara en Gousari. De bezoeken wierpen hun vruchten af: het leverde hem de titel kolonel-luitenant op en in 1773 een nieuwe opdracht.
De Sociëteit van Suriname in Amsterdam verlangde namelijk dat er in Suriname opgetreden zou worden tegen de ‘boschnegers’ (mensen die uit hun slavenbestaan op de plantages waren ontsnapt en in de bossen nieuwe gemeenschappen vormden). Steeds meer gevluchte slaafgemaakten sloten zich bij hen aan. De plantage en slaafeigenaren, die veelal in de republiek woonden, zagen de weggelopen mannen en geroofde vrouwen als verlies van bezit en kapitaal en eisten actie. Een van de directeuren van de sociëteit van Suriname was de Amsterdamse burgemeester en kerkmeester van de Amstelkerk Joachim Rendorp, woonachtig op Singel 292, was een regelmatige bezoeker van de dagelijkse audiënties van Willem V.

Het probleem werd bij de prins neergelegd want Willem V was als hoofd van de WIC en admiraliteit een belangrijk aanspreekpunt. Brunswijk en Willem V benoemden Fourgeoud tot kolonel en stuurden hem met zijn mariniers, het regiment XXI, naar Suriname. Hij kreeg daarbij, in het geheim voor als het mis ging tussen hem en de gouverneur van Suriname, ook de leiding over de troepenmacht van Suriname. Onder hen 300 vrijgemaakte slaafgemaakten die in ruil voor hun vrijheid op van de plantages gevluchte mensen joegen. Deze zwarte jagers werden de redi musu’s genoemd, naar de rode muts die ze op hadden waar een nummer op stond. Zij waren van groot belang in de strijd tegen de marrons (gevluchte slaafgemaakten).

Louis Henri Fourgeoud nam Accara en Goussari mee. En belangrijk voor deze geschiedenis is dat de hertog van Brunswijk, vanwege zijn daadkracht en goede gedrag, ook John Gabriel Stedman selecteerde om mee te gaan. Want behalve militair was hij in zijn vrije tijd een niet onverdienstelijk tekenaar en schrijver.

In Suriname ging Stedman een dagboek bijhouden over het land, zijn leven daar en de al dan niet succesvolle expedities die werden uitgevoerd. Hij was zeer onder de indruk van de redi musu’s. Zijn relaas werd later gepubliceerd en kreeg grote betekenis voor de antislavernijbeweging. Vooral de vele afbeeldingen in het boek maakten mensen in Europa er bewust van hoe wreed en onmenselijk de omstandigheden waren in Suriname. Men had dit nooit eerder verbeeld gezien. De prenten waren gebaseerd op tekeningen die Stedman zelf maakte (de originelen zijn grotendeels verloren gegaan).
In Stedmans dagboek komt uiteraard zijn militaire leider Fourgeoud regelmatig voor. Maar ook de twee mannen die onlosmakelijk met hem verbonden waren, Accara en Gousari, worden genoemd. Niet in gunstige zin: Stedman noemde hen desperado’s die de meest afschuwelijke moorden op hun geweten hadden. Stedman: The 2 Negroes were one Akera and Gowsary two desperados who had been both rebel Captains in the Colony Berbice and who by taking Atta theyr Chief and Delivering him to the Governor of that Settlement had escaped from the Gallows, and were now both private Soldiers in our Regiment – by these two Men the most inhuman Murders had formerly been Committed on the Europeans in the Year 1762 (sic) when the revolt was in the above Colony-. (Original Manuscript 1790, Price and Price p. 114)
Hun precieze status is niet helemaal duidelijk. Ze lijken in dienst van de staat te zijn maar in veel documenten staat Accara Accara van Colonel Fourgeoud. Toch lijkt hij een vrij man te zijn.

Eenmaal in Suriname aangekomen was de opdracht van Fourgeoud en zijn manschappen duidelijk. Ze moesten op weggelopen slaafgemaakten (marrons) gaan jagen. Deze waren inmiddels in gemeenschappen gaan wonen en hadden goed georganiseerde legertjes gevormd in het oerwoud. Kleine groepjes mannen voerden onder leiding van onder ander Boni aanvallen uit op plantages. Het werd dan ook de periode van de Boni oorlogen genoemd. Om de confrontatie aan te gaan moesten de militairen de bossen en moerassen (swampen) in en savannen over. Daarvoor had de kolonel mensen nodig die het terrein goed kenden en wisten hoe marrons leefden in het bos. Die kennis hadden Accara en Gousari omdat zij als voormalige rebellenleiders ervaring hadden met guerrilla tactieken in het tropische oerwoud en de moerassen. De twee mannen waren door hun verleden echte survivors geworden en wisten waarschijnlijk als geen ander de weg. Bij de meeste grote acties tegen de marrons, die grondig beschreven werden, moeten de twee betrokken geweest zijn, hoewel ze niet direct bij naam genoemd worden. Uit de documenten waarin ze wel genoemd worden is op te maken wat hun rol was. Wel moet bij al deze documenten aangetekend worden dat ze grotendeels zijn opgesteld door de kolonialen of mensen die werkten voor de koloniale macht. Het zijn geen neutrale vastleggingen. Wreedheden werden echter. lijkt het, nauwelijks verdoezeld. Het was normaal voor mensen die er al langer waren.

Hierbij enkele verslagen waarin ‘de kapiteins uit Berbice‘, Accara en Gousari, met naam werden genoemd.
In een verslag is bijvoorbeeld te lezen dat Accara en Gousari samen optrekken als de verkenners van het moeilijk terrein met de vele moerassen (swampen). Ze zijn degene die de route uitzetten voor de rest.

En bij een andere expeditie geeft iemand commentaar op de relatie die Fourgeoud met de twee mannen had. Het is in een verslag van W. Kennedy. De leiding van deze expeditie, die Kennedy beschrijft, was in handen van kapitein Tulling van Oldenbarneveld en kapitein Juriaan Francois de Friderici (later gouverneur van Suriname). Nadat er ‘weglopers’ waren gesignaleerd, ging een groep van 35 ‘vrijnegers’, zoals de redi musu’s ook werden genoemd, samen met Gousari en een man met de naam Profijt op pad. Profijt, liet per ongeluk tijdens de omsingeling van een ‘mulat’ en een ‘jonge meid’ zijn geweer afgaan waardoor de ‘marrons’ gewaarschuwd werden. Resultaat: missie mislukt. Kolonel Fourgeoud werd hierover zo furieus dat hij Profijt wilde doodschieten. Maar gelukkig wist de schrijver van de brief, W. Kennedy, dit te voorkomen. Kritisch merkte Kennedy in zijn schrijven op dat Fourgeoud heel anders handelde als het om zijn geliefde Gousari en Accara ging. Blijkbaar hadden er zich meer van dergelijke voorvallen voorgedaan met Accara in een hoofdrol en keek men met scheve ogen naar de favorieten van de kolonel.
Dat Fourgeoud Accara zeer gunstig gezind was bleek opnieuw toen Accara in 1777 echt zwaar in de problemen kwam.
Wat was er gebeurd?
De jonge planter en direct betrokkene Joseph Haim del Castilho gaf zijn weergave over de dramatische gebeurtenis bij plantage Mon Divertissement. Daar was Accara, in dienst van de staat, in gezelschap van twee ‘negers uit het vrije corps’, genaamd Avontuur en Fortuin, bij de kostgronden – kleine stukjes land die slaafgemaakten voor zichzelf mochten bewerken – aan komen lopen. De drie mannen waren op jacht en hadden hun geweer in de hand. Volgens Castilho schoot Accara, zonder een waarschuwing vooraf, de slaafgemaakte Aba in de buik, borst en dij. De laatste stortte hierna dodelijk gewond neer. Een getuige, Juno, vertelde aan Castilho dat Accara hierna Aba een touw om de nek deed en hem naar het bos wilde slepen. Juno en anderen kwamen hiertussen door de confrontatie met Accara aan te gaan. Toen Accara kort hierna beschuldigd werd van het neerschieten van Aba gaf hij zich niet zomaar over, volgens Castilho. Hij schold diverse mensen uit en dreigde met zijn geweer. De nog levende Aba werd naar het huis vervoerd en men liet een arts komen, maar Aba was niet meer te redden. De Castilho’s (vader Raphael en zoon Joseph, ook de joden genoemd in documenten) wilden vergoed worden voor hun verlies aan kapitaal en de gemaakte kosten van de arts. Tegen het relaas van de familie De Castilho werd ingebracht, door onder andere de eerder genoemde Friderici, dat Accara niet goed op de hoogte was van de situatie van het gebied en dat hij zich had vergist. Er waren in de buurt volgens de verdedigers van Accara ook marrons actief.

Fourgeoud kwam vanzelfsprekend voor zijn geliefde Accara op. Hij schreef een emotioneel geladen brief waarin hij Accara verdedigde en benadrukte dat deze al veertien jaar bij hem in dienst was. Wel gaf Fourgeoud toe dat Accara een drankprobleem had. Wat voorstelbaar is met het keiharde leven dat hij al achter de rug had. De nauwe band tussen Fourgeoud en Accara lijkt algemeen bekend want zelfs in een enkel officieel stuk wordt hij ‘de lieveling van Fourgeoud’ genoemd.

De verslagen, over de moord die Accara had gepleegd, gingen direct naar de raad fiscaal Gerard Jan Wichers (hij zou later gouverneur worden van Suriname).
Wichers startte een officieel onderzoek en Accara en zijn kameraden werden zelf ook, weken na de gebeurtenis, verhoord. Ze hadden ruimschoots de tijd gehad om hun kijk op de feiten op elkaar af te stemmen. Fortuin verklaarde dat Accara eerst drie keer naar Aba had geroepen voordat hij schoot. Verder had hij niet veel bijzonders opgemerkt. Jager Avontuur week nauwelijks van de verklaring van Fortuin af. Hij ontkende dat Accara de jonge Castilho zou hebben uitgescholden en zou hebben bedreigd met zijn geweer.
Frappant is dat de verklaring van Accara verschilde met die van zijn medejagers. Zijn verklaring kwam op veel punten juist dichtbij de getuigenis van Joseph de Castilho. Maar wel met een paar belangrijke verschillen. Accara verklaarde namelijk wel eerst geroepen te hebben voor hij schoot. En dat hij vlakbij de kostgronden, hutjes had gevonden met een val van ‘marrons’. De val had hij onklaar gemaakt. Daarmee suggereerde hij Aba voor een marron te hebben aangezien en daarmee automatisch in de stand schoot: alles platbranden en doden. Dat had hij namelijk de afgelopen jaren uitgevoerd onder leiding van Fourgeoud. Hij gaf toe Aba, die nog leefde, te hebben vastgebonden met een touw. Maar niet met een strop om zijn nek. Wel bond hij zijn handen aan elkaar om hem naar Fourgeoud te brengen. Op de vraag over de confrontatie met Castilho gaf hij een net iets andere lezing dan Joseph de Castilho. Accara voelde zich bedreigd omdat de mannen (joden in zijn woorden) hem dreigden te doden.

Accara kreeg voor zover te overzien geen straf. Mogelijk moest Fourgeoud of de staat de geleden schade wel betalen aan de familie De Castilho. Over het slachtoffer Aba en zijn eventuele familie werd verder niets genoteerd.
Uit de verslagen komt Accara naar voren als een keiharde man. Toch ziet Stedman plots ook een zeer ‘zachte kant’ van de ‘desperado’. Die komt naar buiten als hem op de plantage De Hoop of Esperanza een verrassing wacht. Stedman over deze gebeurtenis in het originele manuscript: Having here with me, one of the two Berbicia Negroe Captains formely mentioned, and named Ackeraw, he discovered an old decrep’d Slave call’d Paulus and belonging to this Estate, to be his Brother, who he treated with much kindness, the Same being both surpising and affecting. Accara trof zijn broer aan. Mogelijk zijn Accara en zijn ‘broer’ met een zelfde transport uit Afrika gekomen en apart verkocht in West-Indie. Ze moeten elkaar vele jaren niet gezien hebben. In de Nederlandse bewerking van het boek werd de broer van Accara in zijn vader omgezet.[i]
Een jaar na de moord op Aba gingen de inmiddels flink uitgedunde troepen, veel witte militairen waren gestorven in Suriname, van Fourgeoud terug naar de Republiek. Bij de manschappen die terugkwamen waren Accara, kapitein Stedman en zijn ‘slaaf’ Quaco, kapitein Jurriaan François de Friderici en de ‘vrije neger’ Champagne van Courtet. Goussari was waarschijnlijk gesneuveld.
Fourgeoud ging na terugkomst in maart 1778 minstens zes keer, al dan niet met Accara, langs op openbare audiënties van de stadhouder. Willem v ontving Stedman op een privéaudiëntie, schreef de laatste in zijn dagboek. Hij gaf de prins achttien wassen figuren die de vrije bewoners en ‘slaven’ van Guyana en Suriname voorstelden. De prins zal er ongetwijfeld blij mee geweest zijn, gezien zijn interesse op dit gebied. Hij had onder andere in zijn collectie ‘een wit katoenen vrouwen omslagkleedje Paantie van de bevredigde [waar vrede mee is gesloten – es] weglopers of boschnegers’.
Op de lange lijsten van mensen die een chariteit (gift) van de prins kregen, stonden regelmatig exotisch aandoende namen zoals Soliman Movel, Mohamet Benaly, Mustapha Alia, Salomon Aga en Ephaim Sasquino. Sommige mensen kregen meerdere keren een bedrag. Zo vroeg de met kapitein De Friderici meegekomen ‘vrije neger Champagne van Courtet’ in 1779 om een liefdadigheid. Champagne was bezit geweest van de Amsterdamse pruikenmaker Louis Courtet, die zich in 1749 in Paramaribo had gevestigd. Toen de pruikenmaker jaren later overleed, bleek hij Champagne in zijn testament te hebben opgenomen. Hij werd vrijgelaten en kreeg 300 Hollandse guldens. Dezelfde Champagne besloot deel te nemen aan de burgercompagnie ‘vrije negers en mulatten’, en zo belandde hij waarschijnlijk in het regiment van kolonel Fourgeoud, waarmee hij naar de Republiek kwam. Een jaar later stond hij op lijst van de persoonlijke chariteiten uitgaven van de stadhouder. Hij wilde terug reizen naar Suriname. Wie zich via solliciteur Heeneman ook aandiende, was Accara. De ‘vrije neger Accara’ kreeg geen chariteit maar een pensioen van de stadhouder. Dat de prins deze verantwoordelijkheid nam en dit uit zijn persoonlijke kas betaalde, is opvallend. Geen andere militair uit dit regiment werd door de stadhouder van een pensioen voorzien. Mogelijk voelde de stadhouder zich verantwoordelijk voor Accara door de plotse dood van kolonel Fourgeoud in april 1779.
Hiermee verloor Accara zijn beschermheer. Accara kreeg verschillende jaren, soms met onderbrekingen een pensioen van Willem v. Na de vlucht en dood van Willem V werd hij door de staat doorbetaald. Hij stond als militair geregistreerd.

Accara lwerd oud. In 1817 werd zijn overlijden in Suriname gepubliceerd. Hij is dan nog steeds Accara van Fourgeoud. Blijkbaar is hij nooit getrouwd en/of heeft hij geen kinderen nagelaten, want zijn boedel werd niet opgeëist.

De slavernij is dan nog lang niet afgelopen. Wel, net, de trans-Atlantische slavenhandel. Veel slaafgemaakten in Suriname zijn dan nog in Afrika geboren. Accara mogelijk ook. Het boek van John Gabriel Stedman is dan al lang verschenen en in veel talen vertaald en kreeg al diverse herdrukken. De afbeeldingen werden steeds bekender en zijn nu wereldberoemd.
Tot zover een van die vele opvallende individuele geschiedenissen in tijden van slavernij. Voor zover bekend is hij niet vastgelegd door kunstenaars. Maar mogelijk werpt meer onderzoek hier een ander licht op.
[i]Narrative of a Five years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam, John Gabirel Stedman. Transcribes for the First Time from the Original 1790 Manuscript. p 247-248
Dankzij de website https://dekok.xyz/htrsearch zijn de archieven van de Sociëteit van Suriname, VOC en WIC bij het Nationaal Archief nu makkelijk te doorzoeken op de namen Accara, Acra en Akkara.
Deel I van Accara is hier te lezen.
All photos on this site are not intended for any commercial purpose. I have tried to trace all the rules and rights of all images. As far as I know, these images can be used in this way. If you ar a copyright holder and would like a piece of your work removed or the creditline changed then please do not hesitate to contact me.
estherschreuderwebsite@gmail.com
About me
In 2008 I was guest curator of the exhibition Black is beautiful. Rubens to Dumas. Important advisors: Elizabeth McGrath (Rubens and colleagues, Warburg institute Image of the Black in Western Art collection), Carl Haarnack (slavery in books), Elmer Kolfin (slavery in prints and paintings) en Adi Martis (contemporary art). Gary Schwartz made his research for The Image of the Black in Western Art available to me.

In 2012 my Anniversary book: 100 years Schiller 1912-2012 was published. Initiative, idea, text and editing (ES). Design and photography Monica Schokkenbroek.

In 2013 my book Cobra aan de gracht / Cobra on the Canal was published by Samsara publications.

In 2014 my essay ‘Painted Blacks and Radical Imagery in the Netherlands (1900-1940)’ was published in The Image of the Black in Western Art Volume V (I). (ed. David Bindman, Henry Louis Gates jr.)
(About f.i. On the terras, by Nola Hatterman but also Jan Sluijters, Kees van Dongen, Irma Stern and more)

In 2017 I published a book about the black servants at the Court of the Royal Van Oranje family. More than a thousand documents have been found about their lives. (only in Dutch)

All photos on this site are not intended for any commercial purpose. I have tried to trace all the rules and rights of all images. As far as I know, these images can be used in this way. If you ar a copyright holder and would like a piece of your work removed or the creditline changed then please do not hesitate to contact me.
estherschreuderwebsite@gmail.com
o wat weer een berg interessante informatie Esther! heb je gisteren de docu van Ida Does gezien? ik vond het een mooie docu over de verandering in perspectieven binnen het museum. ik ben reuze nieuwsgierig naar de expo!
hartelijke groet, mirjam
? ? Mirjam Westen Conservator Hedendaagse Kunst +31263031433
[cid:e382beee-609d-47bc-95da-cfcc55573e76]
?Broekstraat 32 ?6828 PZ Arnhem ?Nederland
?www.museumarnhem.nl ?Facebook, Instagram, Twitter, LinkedIn ? ?Het vernieuwde Museum Arnhem opent in voorjaar 2022 ?Volg de laatste ontwikkelingen via museumarnhem.nl/nieuwbouw ________________________________ Van: Esther Schreuder Verzonden: dinsdag 16 februari 2021 09:42 Aan: Mirjam Westen Onderwerp: [New post] Accara een desperado in tijden van slavernij II: Suriname, moord en Fourgeoud
esther schreuder posted: ” Accara: slaafgemaakte, rebellenleider, desperado en pensionado Tijdens mijn zoektocht naar documenten en gegevens voor mijn boek Cupido en Sideron. Twee Moren aan het hof van Oranje, dat in 2017 verscheen, kwam ik tal van personen van kleur tegen in”
Ja gezien: de docu. Interessant. Vooral de samenwerking in het museum en blauwe kralen. Het zal hopelijk verdieping en meer lagen geven bij de ‘meesterwerken’ in de toekomst. En mensen bewust maken van de blik waarmee ze naar werken kijken en dingen niet zien. Eigenlijk wat Tessa ook al met haar film Zwart belicht deed. Ik ben heel benieuwd naar het werk met de drie ‘Oost-Indische’ slaafgemaakten/bedienden. Dat werk kende ik nog niet.
De geschiedenis van Accara had ik een paar jaren geleden aangeboden aan Geschiedenisbladen. Maar die waren niet geïnteresseerd. Dat zijn ouderwetse tankers die maar langzaam kunnen draaien vrees ik.
Dan maar zo op mijn eigen site, als weggever. Deze geschiedenis is te interessant en belangrijk, de persoon intrigerend. Het zou een indrukwekkende roman kunnen opleveren, of film. Er is veel in te vullen.
En de uitspraak van Felix de Rooy is mij natuurlijk uit het hart gegrepen: BLM ook in schilderijen. Dat was ook een mooi einde van de film geweest.