Tentoonstellingen in 2016 met Contant:
Constant: Spelen met ruimte en kleur Cobra Museum Amstelveen
Constant: New Babylon Gemeente museum Den Haag
Een mooie reden om de ingekorte tekst te publiceren over Constant die ik voor het boek Cobra aan de gracht (uitg. Samsara) schreef.
Constant, Collage, 1948. Collectie Ambassade Hotel, v/h collectie Hans en Alice de Jong
Hieronder de tekst die ik schreef over Constant voor CoBrA aan de gracht. De teksten in het boek zijn geschreven aan de hand van uitspraken die de kunstenaars zelf deden over elkaar én de tijd.
Constant (Nieuwenhuys)
Amsterdam 1920-2005 Utrecht
Dichter-schilder Jan Elburg beschreef Constant als ‘een heer, die voor de hoed en de kist sigaren voelde. Een man die veel van gitaarspelen hield en het ook voortreffelijk kon.’ Op de vele foto’s die er van Constant zijn, zie je hem echter vaak een alpino of arbeiders pet dragen, geen hoed.

Het voortreffelijke gitaarspelen is daarentegen wel in diverse documentaires te zien en te horen.
Constant heeft de naam het brein achter de Experimentele Groep, de Nederlandse tak van CoBrA, te zijn. ‘De gangmaker van onze groep’, noemde Elburg hem.

Het was Constant die, samen met de Deen Asger Jorn en de Belg Christian Dotremont, in 1948 het theoretische kader legde voor de Cobrabeweging.

In het eerste nummer van Reflex (1948), het orgaan van de Experimentelen, publiceerde Constant zijn ‘Manifest’. Daarnaast is een litho van zijn hand in het tijdschrift opgenomen. Collectie Ambassade Hotel
Dat wil overigens niet zeggen dat de andere kunstenaars het met Constant eens waren. Onder andere Karel Appel publiceerde een tegenmanifest.
Constant zou je een romantische idealist kunnen noemen die geloofde in de haalbaarheid van een utopische wereld. Daar wilde hij actief aan bijdragen met zijn kunstwerken en geschriften. De spelende mens zou hierbij een uitgangspunt zijn. Hij geloofde in de bevrijding van de creatieve krachten van het gewone volk: ‘Cultuur en creativiteit zijn altijd het bezit geweest van een hele kleine groep mensen in de maatschappij’, zei hij hierover, en: ‘Er zijn altijd twee kunsten geweest: de kunst van de elite en de kunst van de grote massa.’
Hij wilde zijn werk het liefst ‘revolutionair realisme’ noemen. Dat wil zeggen: een werkelijkheid met het perspectief voor ogen van een betere, menswaardigere, vrijere maatschappij. Hij werd hierbij geïnspireerd door de avant-garde van voor de Tweede Wereldoorlog: de internationale Dada-beweging van de jaren twintig en het surrealisme van de jaren dertig.
Bovenstaand werk van Constant uit 1948 is een mooi voorbeeld van de invloed van kubistische en Dada-kunstenaars die collages van gevonden voorwerpen maakten. Constants gevonden voorwerpen zijn hier stukjes krant. Een van de stukjes laat een luchtfoto van de Dam in Amsterdam zien. De Dam heeft van hem ‘Picassohoorntjes’ gekregen en een staart in de vorm van een oog.
Zou het een beest zijn?

Een ander stuk krant heeft armen, vier benen en schijnbaar een gezicht met twee kubistische ‘Picasso-ogen’ naast elkaar. Het derde stuk papier bestaat uit overlijdensadvertenties. Ze hebben een fleurige snor gekregen. Zou hij er iets mee willen zeggen?

Bijvoorbeeld dat de dood je bewust maakt van het leven?
Of: ‘Mens durf te leven’?
Leven
Constant Nieuwenhuys werd in 1920 in Amsterdam geboren in een katholiek gezin. Al op jonge leeftijd bleek hij grote interesse te tonen in literatuur, muziek en beeldende kunst. De beeldende kunst kreeg de voorkeur en hij ging in 1939-40 studeren aan de Rijksakademie van Amsterdam. Constants werk was toen nog zeer religieus. Dat duurde maar kort.
Hij legde het geloof naast zich neer en verhuisde naar het kunstenaarsdorp Bergen, waar hij zich verbond met de kunstenaarsgroep De Nieuwe Kring. Gedurende de Tweede Wereldoorlog verbleef hij afwisselend in Bergen en Amsterdam. Na het einde van de oorlog kon hij eindelijk buiten Nederland nieuwe impulsen opdoen. Tijdens zijn bezoek aan Parijs in 1946 leerde hij de Deense kunstenaar Asger Jorn kennen. Deze ontmoeting maakte diepe indruk en zou van doorslaggevende betekenis blijken te zijn. De Deense kunstenaars bleken al langer bezig te zijn met dat waar Constant nog naar zocht: het loslaten van de oude, klassieke, Europese
esthetiek. De Europese kunst was volgens Constant en de Deense kunstenaars op een dood spoor terechtgekomen.
Jorn vroeg Constant mee te helpen met de samenstelling van een internationale groep kunstenaars, maar Constant moest hem teleurstellen omdat hij op dat moment nog geen gelijkgestemden in Amsterdam kende. Pas twee jaar later zou hij Karel Appel en Corneille ontmoeten en kon Constant in navolging van de Deense experimentele groep Høst, in december 1947 de Experimentele Groep in Holland oprichten.
De groep breidde zich in Nederland uit met onder meer Constants broer Jan Nieuwenhuys. Bijna een jaar later, op 8 november 1948, volgde in Parijs een samensmelting met gelijkgestemde kunstenaars uit, België en Denemarken (de groep Høst) en kreeg de internationale groep de naam CoBrA van Dotremont. De leden van de Experimentele Groep in Holland die aanwezig waren, reisden na de oprichting in Parijs af naar Denemarken om er met hun Deense broeders deel te nemen aan een Høsttentoonstelling.

De samenwerking tussen de kunstenaars ging niet vanzelf; vooral tijdens vergaderingen ging het er heftig aan toe.
Jan Elburg geeft een mooi voorbeeld uit de praktijk: ‘Het jaar 1949 was er een van ontelbare activiteiten, onder andere veel vergaderingen. Meestal ten huize van Constant, in zijn voorkamer met de ronde mahoniehouten tafel en het overige van deze en gene gekregen grootmoeders antiek, alles op de kale houten vloerplanken die nogal armoedig contrasteerden met de fel kleurige wandschilderingen van maskers en fabeldieren, door de hele woning heen. Op die plek zouden dichters Kouwenaar en Lucebert respectievelijk De strandjutter en Oosterse liefde hebben voorgedragen, maar ik herinner mij daar minder van dan van de opgewonden kreten van schilderszijde wanneer de gedachtewisseling onderlinge concurrentie betrof.
Constant placht roodgloeiend en wanhopig te worden omdat Karel Appel hem, wat motieven betreft, schaamteloos hinderlijk bleef volgen. “Je schildert me na!” foeterde hij stotterend. “Toen ik een paar maanden geleden vogelpootjes en -bekkies schilderde moest jij ook opeens vogelpootjes en -bekkies schilderen; en nou ik met wieletjes ben begonnen, kom jij óók opeens met wieletjes! Kan je toch zien dat je me naschildert!”’

Een vroeg werk van Constant in de collectie van het Ambassade Hotel illustreert enigszins waar Constant het over heeft tegen Appel.
In dit werk zijn de typische kleurige, ronde dierachtige figuren terug te zien, die gestapeld op elkaar worden weergegeven. De poes en de vogel worden nu als karakteristiek gezien voor de ‘Cobrataal’.
Bovenstaand werk van Constant past bij Goedemorgen Haan-publicatie die Constant samen met de dichter Gerrit Kouwenaar maakte in 1949.

Kouwenaar herinnerde zich later dat ze elkaar afwisselend aanvulden. Soms schreef hij de tekst bij de tekeningen van Constant en soms vulde Constant zijn teksten aan met tekeningen. Constant liet de werken vermenigvuldigen en kleurde ze daarna allemaal zelf handmatig in.
Het geruzie tussen Constant en Appel over kopiëren door Appel leidde niet tot een breuk.
Wel werd de relatie tussen Constant en Jorn snel problematisch.
Een van de oorzaken was dat Jorn een verhouding begon met Constants vrouw, Matie van Domselaer. Elburg schrijft hierover: ‘Na een periode van samenwerking tussen Constant en Asger Jorn in Denemarken keerde Constant slechts vergezeld van zijn kleine zoon Victor naar Nederland terug. Zijn vrouw Matie had voor het samenleven met Jorn gekozen en bleef met haar twee dochters in het noorden. Vanaf dat moment werd de ongeveer zesjarige Victor (“Totor” voor de Franse vrienden) een soort mascotte van de groep. Overal waar Constant kwam, was Victor erbij, of het nu vergaderingen, vernissages dan wel persconferenties betrof.’
Omdat de kunstenaars het steeds drukker kregen met hun eigen levenswerk viel de Cobragroep na drie jaar, in 1951, uit elkaar.

Coverillustratie door Constant van een monografie geschreven door Christian Dotremont, 1950. Collectie Ambassade Hotel
Constant was toen al met Karel Appel en Corneille naar Parijs vertrokken om daar verder te werken. Ook daar had hij zijn zoontje bij zich. In 1952 keerde hij terug naar Amsterdam en werd weer actief in verschillende kunstenaarsgroepen zoals Liga Nieuw Beelden en de Internationale Situationisten. Sleutelfiguur in deze laatste groep was wederom Asger Jorn, Constant had Jorn blijkbaar vergeven. Ze pakten de draad van het met elkaar in discussie gaan weer op.
Constant is zich steeds blijven vernieuwen. Een van zijn beroemdste projecten is zijn utopische architectonische New Babylon-project, waar hij meer dan twintig jaar aan werkte. Het project is wereldwijd al vele keren tentoongesteld.
In 1964 publiceerde Constant een opmerkelijk essay, Opkomst en ondergang van de avant-garde. Daarin betoogde hij dat de werkelijke avant-garde alleen tussen de twee Wereldoorlogen had bestaan, niet ook nog na 1945. Die laatste periode was een quasi-neo-avant-garde geweest volgens hem. Hij keerde terug naar de schilderkunst en ging de grote meesters uit het verleden bestuderen en verwerken in zijn etsen en schilderijen.

Een van de werken in het Ambassade Hotel is uit deze periode voortgekomen. Op dit werk lijkt zich een klassiek Zuid- Europees drama af te spelen.
Constant overleed in 2005 in Utrecht.
Werk van Constant is te vinden in de collecties van het Stedelijk Museum Amsterdam, het Stedelijk Museum Schiedam, het Cobra Museum in Amstelveen en vele internationale musea, zoals het MoMA in New York, Centre Pompidou in Parijs en Tate Modern in Londen.
Esther Schreuder
Tekst en beeld uit : Cobra aan de gracht (2013) over de Cobra collectie in het Ambassade Hotel in Amsterdam. Copyrights are paid by the publisher Samsara.
About me
In 2008 I was guest curator of the exhibition Black is beautiful. Rubens to Dumas. Important advisors: Elizabeth McGrath (Rubens and colleagues, Warburg institute Image of the Black in Western Art collection), Carl Haarnack (slavery in books), Elmer Kolfin (slavery in prints and paintings) en Adi Martis (contemporary art). Gary Schwartz made his research for The Image of the Black in Western Art available to me.

In 2013 my book Cobra aan de gracht / Cobra on the Canal, ( CoBrA artists in a private collection) was published by Samsara publications.

In 2014 my essay ‘Painted Blacks and Radical Imagery in the Netherlands (1900-1940)’ was published in The Image of the Black in Western Art Volume V (I). (ed. David Bindman, Henry Louis Gates jr.)

In 2017 I published a book about the black servants at the Court of the Royal Van Oranje family. More than a thousand documents have been found about their lives. (only in Dutch)

All photos on this site are not intended for any commercial purpose. I have tried to trace all the rules and rights of all images. As far as I know, these images can be used in this way. If you ar a copyright holder and would like a piece of your work removed or the creditline changed then please do not hesitate to contact me.
estherschreuderwebsite@gmail.com