Karel Appel ‘in the picture’

Karel Appel tentoonstellingen in Frankrijk, Nederland en USA

Heel chique: twee dagen geleden kreeg ik per email een uitnodiging voor de opening van een Karel Appel (op papier) tentoonstelling in Centre Pompidou. De tentoonstelling met de titel, Karel Appel oeuvres sur papier,  zal op 20 oktober openen. Hij gaat  hierna, volgens Art Daily, door Europa reizen.

Het lijkt of Karel Appel in ‘the picture’ is.

Bij het Gemeente museum in Den Haag was in 2016 een grote overzichtstentoonstelling te zien.  Zie http://www.gemeentemuseum.nl/tentoonstellingen/karel-appel

En in de USA brachten en brengen galerie Bloem en Poe en de Phillips Collection in Washington (Karel Appel. A Gesture of Color. Paintings and Sculptures, 1947-2004) Appel onder de aandacht. En in Parijs was in 2017 Karel Appel: L’art est une fête te zien in het Musée d’art moderne de la ville de Paris.

Een goede reden om mijn stuk over Appel uit Cobra aan de gracht (Samsara eerste druk 2013, inmiddels is er een tweede druk) hier te publiceren.

Karel Appel
Amsterdam 1921 – 2006 Zürich

Kunstenaar en dichter

Je weet nu wat rood doet

Rood loopt graag in het groene gras

Je weet nu wat geel weet

Dat de zon schijnt omdat niemand graag dood gaat

En van blauw: dat hemelsblauw zwart ziet

Voor een kind dat niets krijgt

(fragment uit een gedicht van Lucebert bij Vragende kinderen van Karel Appel)

‘Appel zag er woest uit voor die tijd. Die had een pony en heel lang haar, een Russisch hemd, met een ceintuur, geborduurd met een hoge kraag, dit was je niet gewend in 1947’, herinnert Henny Riemens, fotografe en ex-vrouw van Corneille, zich in de documentaire Cobra (1948-1951). Schilderen na een oorlog. De schrijver Louis Tiessen beschrijft hem, in dezelfde film, met: ‘Karel zag er echt uit als een schilderij van hem. In z’n kleurkeuze en in zijn bonkige explosieve karakter, zo sprak tie ook. Heel krachtig.’

Hugo Claus: ‘Appels ontvankelijkheid voor de materie, de spanning van zijn kleur, zijn plastische kwaliteiten geven zijn werk een diepere dimensie, een volwaardige kracht die kindertekeningen slechts uiterst zelden doen vermoeden. De aarzeling van de lijn bij het kind wordt bij hem emotieve kracht, want de wildste vervoering, de meest spontane improvisatie blijft gebouwd, berust op beheersing van de stof.’

Nogmaals Hugo Claus: ‘Onder de impuls van de vele mogelijkheden die CoBrA opende en waarvan de Denen Asger Jorn en Carl-Henning Pedersen, die moderne repercussies van de Noordelijke volkskunst, het graafwerk hadden geleverd, werkt Appel zich een weg door de materie. Hij maakt monsters, mythische vervormingen van de mens (in hun geweldige eenvoud vrienden en bekenden van Debuffet’s ‘Hautes Pâtes’) die uit modder en lava gehaald en met moeizame ijver bij elkaar gegrift zijn tot beeld.

IJver?

Drift.’

Appel zag er enkele jaren eerder nog heel anders uit dan de beschrijving die bovengenoemde Louis Tiessen en Henny Riemens geven over de late jaren veertig. Het verschil is mooi te zien aan de zelfportretten die hij rond 1941 maakte. Op een van die portretten is hij te zien als keurige zelfbewuste jongen in een net pak met vlinderdas. Er was veel veranderd tussen 1941 en 1948.

Karel Appel Zelfportret krant 1964
Karel Appel Zelfportret krant 1964
Het zelfportret in een krant is waarschijnlijk van 1941, in tegenstelling tot 1939 zoals vermeld staat in het bijschrift (Nieuwsblad van het Noorden 26-6-1964).

Wat niet veranderde was zijn liefde voor portretten. Veertig jaar later zou Appel tegen Jan Vrijman zeggen: ‘Ik ben een geboren portrettist. Nog altijd teken ik altijd heel makkelijk een portret, snel of ook uitgewerkt als je wilt. Ik maak nog steeds portretten. Wel met andere technieken maar ik doe het toch.’

Karel Appel was op dat moment uitgegroeid tot een van Nederlands bekendste kunstenaars.

Leven
Karel Appel werd in 1921 geboren in een eenvoudig kappersgezin in de Dapperbuurt in Amsterdam. Al vroeg, op veertienjarige leeftijd, begon hij, volgens eigen zeggen, te schilderen in de trant van Monet met de kleuren van Van Gogh. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging hij naar de Rijksakademie om een opleiding tot kunstenaar te volgen. De bezetting en het verbod op entartete Kunst (het werk van de expressionisten, abstracte kunst en kubisten) sneed hem af van alle nieuwe ontwikkelingen in de kunst. Om te ontkomen aan de Hongerwinter ontvluchtte hij Amsterdam aan het eind van de oorlog en dook hij onder in Twente.

Na de bevrijding gingen de grenzen weer open en konden de jonge Appel en zijn vriend Corneille, die hij op de Rijksakademie had leren kennen, gaan reizen naar Luik en Parijs. Ze zogen, als een spons, alles wat ze zagen op. Appel verdiepte zich in het spiritisme, de Duitse filosofen, Duitse expressionisten, fauvisten, Picasso, etnografische kunst en nog veel meer.

Hij vond al snel dat hij zich kon meten met de groten. In 1947 schreef hij aan Corneille: ‘Ik maak nu een krachtig primitief werk, krachtiger dan negerkunst en Picasso. .… Ik ben er doorheen gestooten door de muur van Abstract, surrealisme enz. Mijn werk houdt alles in…..’

Hij schreef dit in een periode dat hij nog in grote armoede in Amsterdam woonde.

Reflex Oprichting experimentelen document. Collectie Ambassade Hotel
Reflex Oprichting experimentelen document. Collectie Ambassade Hotel

In diezelfde periode leerden Appel en Corneille de kunstenaar Constant kennen en de drie jonge mannen richtten de Experimentele Groep Nederland op. Later voegden zich daar ook de kunstenaars Eugène Brands, Theo Wolvecamp, Anton Rooskens, Jan Nieuwenhuys en T. Hansma bij. Met name in Theo Wolvecamp vond Appel een geestverwant. Ook een straatarme vrijbuiter. In de oorlog bleken ze nog geen vijfhonderd meter van elkaar ondergedoken te hebben gezeten. Dat schiep achteraf een band. Als Wolvecamp in Amsterdam was logeerde hij bij Appel. Hij maakte dan schilderijen waarin hij zand verwerkte en die hij dan explosie noemde.

Theo Wolvecamp en Karel Appel
Theo Wolvecamp en Karel Appel
Karel Appel Cobra boekje

Op 8 november 1948 richtte Appel in Parijs met deze Amsterdamse kunstenaars en kunstenaars uit Kopenhagen en Brussel de internationale Cobrabeweging op. De groep breidde zich snel uit met andere kunstenaars en ook schrijvers. Ze werkten een tijdje intensief samen. Diverse publicaties en gezamenlijke kunstwerken werden geproduceerd.In 1950 kwam een klein Cobraboekje uit over Appel van de hand van de Belgische Cobraschrijver en -kunstenaar Christian Dotremont. Hij karakteriseerde Appel in het boekje met de volgende woorden: ‘Appel heeft geen minderwaardigheidscomplex en zijn schilderijen evenmin. Maar, opgepast, ik wil niet zeggen dat hij en zijn schilderijen pretentieus zijn. Nee, in het geheel niet, maar zij bevestigen zich met een zekere brutaliteit die nauwelijks plaats voor twijfel overlaat: hij is er zeker van, minstens, dat Appel bestaat, dat de schilderijen van Appel bestaan, en dat Appel leeft, en dat de schilderijen van Appel gemaakt worden met verf in kleur.’

Cobra tijdschrift afbeelding

In 1951 spatte de Cobrabeweging uit elkaar. Appel woonde toen al met andere kunstenaars, waaronder Corneille, in Parijs in de rue Santeuil en bemoeide zich niet meer met Cobra. Hij nam afstand van alle politieke, filosofische en maatschappelijke discussies die in de groep gevoerd werden. Hij wilde vooral nieuwe ontdekkingen doen.

Cobra magazine nr 4 collectie Ambassade Hotel
Cobra magazine nr 4 collectie Ambassade Hotel

Schrijver Simon Vinkenoog leerde Appel in Parijs kennen. Hij schrijft: ‘In Parijs anno 1950 leer ik Karel Appel kennen, beter kennen, zijn werk waarderen, en de strijd om erkenning meemaken, die hem heeft gebracht waar hij nu is. .… Hij is een geboren hoofdrolspeler, die nooit maar naar het tweede plan kan worden verwezen. Een hoofdrolspeler, die materie omzet in geest zodra hij ergens maar een poot naar uitsteekt, en die met welwillende aandacht de pogingen van anderen volgt om mee te spelen: want tenslotte is hij de enige, die wérkelijk weet hoe belangrijk het is dat hij werkt en leeft. En alle verslagen van buitenstaanders (zoals ook dit en deze) lapt hij aan zijn laars.’

Een van de belangrijkste elementen uit de Cobrabeweging, dat Appel zijn hele leven meeneemt, is de directe expressie vanuit materie. Het zette hem aan te schilderen zonder vooropgezet plan. ‘Opeens kan een beeld opdoemen uit het niets’, zei hij zelf hierover. Hij ging daarvoor in de jaren vijftig steeds meer verf gebruiken. Het beeld raakte daarbij wel op de achtergrond, maar het werd niet abstract, verzekerde Appel. Hij werd door sommigen een scheppende god in zijn eigen universum genoemd. En in zijn universum waren dieren heel belangrijk. Het gaat hier om poezen, vogels, vissen en vreemde wezens.

Karel Appel 54 Ambassade Hotel

Appel overleed in 2006 in Zürich.

Portretten
Appel ging in de jaren vijftig weer portretten schilderen. Vriend Hugo Claus in 1952 en Stedelijk Museum-directeur Willem Sandberg in 1953 lijken de eerste aanzet te hebben gegeven. Daarna volgden meer mensen die hem dierbaar waren of naar wie hij nieuwsgierig was. In deze serie bevond zich ook vriend Theo Wolvecamp. Diens portret is nu een van de topstukken in de collectie van het Ambassade Hotel.

Portret Theo Wolvecamp door Karel Appel

De relatie tussen Appel en Wolvecamp is tot het einde toe warm gebleven. Appel bezocht Wolvecamp als hij in Nederland was en op Wolvecamps begrafenis las hij een gedicht voor. Appel bewonderde Wolvecamp. Verrassend genoeg is Wolvecamp in Appels portret echt goed te herkennen. Dat is met de andere portretten van Appel niet zo. Zou het op basis van een modificatie gemaakt zijn? Heeft hij een foto bewerkt en de veranderde sfeer op doek overgenomen? We weten het niet. Mooie details in het schilderij zijn de rode lijnen die hij direct uit de tube op het doek heeft aangebracht. Bijna teder dit keer. ‘Schilderen is tastbaar, zinnelijk beleven. En intens bewogen zijn door de vreugde en de tragedie van de mens’ is een van de vele uitspraken van Appel over zijn vak.

Ongeveer in dezelfde periode dat Appel met zijn portretten begon, brak hij internationaal door. Zo ook in de Verenigde Staten, en Appel nam in 1957 de uitnodiging aan van zijn galeriehoudster Martha Jackson om naar New York te komen. Hij ging daar Amerikaanse jazzmusici portretteren. Mensen die hij zijn hele leven al bewonderde en die zijn werken al lang inspireerden.

Werk van Appel is te vinden in de collecties van het Stedelijk Museum Amsterdam, het Stedelijk Museum Schiedam, het Cobra Museum in Amstelveen, het Van Abbe Museum in Eindhoven, Tate Modern in Londen, het MoMA in New York en vele andere internationale musea. Te veel om hier op te noemen. Zie voor een overzicht:

http://www.karelappelfoundation.com/index.cfm/karelappel/relevant-links/public-collections/

Beknopte literatuurlijst
Jean-Clarence Lambert, Cobra: kunst in vrijheid, Mercatorfonds, Brussel, 1983

Michel Ragon, Karel Appel. Schilderijen 1937-1957, Meulenhoff / Landshoff, Amsterdam, 1988
Dr Willemijn Stokvis, Cobra. De weg naar spontaniteit, V+K Publishing, Blaricum, 2001

De taal van Cobra, Museum collectie Van Stuijvenburg, red. Dr Willemijn Stokvis, Leo Duppen, Ed Wingen, Cobra Museum voor Moderne Kunst, Amstelveen/Uniepers, Abcoude, 2004

Simon Vinkenoog, Appel’s Oogappels plus het verhaal van Karel Appel, Bruna/Centraal Museum, Utrecht, 1970
Karel Appel over Karel Appel, Triton Pers, Amsterdam, 1971

Andere media
The Cobra Collection, dvd samengesteld door het Cobra Museum voor Moderne Kunst, Amstelveen en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Hilversum, 2009
Historische kranten website Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

Esther Schreuder in Cobra aan de grachtCobra on the Canal (Samsara 2013) about the Cobra collection in the Ambassade Hotel in Amsterdam. Copyrights (in print and digital) for the pictures in this essay are paid by the publisher Samsara.

De tekst staat ook online bij het Ambassade Hotel in Amsterdam, waar bovenstaande werken hangen.

Zie op deze site ook: De werkelijkheid van Karel Appel en het schilderij DAAD.

en Onthulling?

About me

In 2008 I was guest curator of the exhibition Black is beautiful. Rubens to Dumas. Important advisors: Elizabeth McGrath (Rubens and colleagues, Warburg institute Image of the Black in Western Art collection), Carl Haarnack (slavery in books), Elmer Kolfin (slavery in prints and paintings) and Adi Martis (contemporary art). And Gary Schwartz made his research for The Image of the Black in Western Art available to me.

Black beautiful Rubens to Dumas cover
Black beautiful Rubens to Dumas cover

In 2012 my Anniversary book: 100 years Schiller 1912-2012 was published. Initiative, idea, text and editing (ES). Design and photography Monica Schokkenbroek.

Schiller in Parool boekje 26-11-2012 Paul Arnoldussen
Schiller in Parool boekje 26-11-2012 Paul Arnoldussen

In 2013 my book Cobra aan de grachtCobra on the Canal was published by Samsara publications.

In 2014 my essay ‘Painted Blacks and Radical Imagery in the Netherlands (1900-1940)’ was published in The Image of the Black in Western Art Volume V (I). (ed. David Bindman, Henry Louis Gates jr.)

In 2017 I published a book about the black servants at the Court of the Royal Van Oranje family. More than a thousand documents have been found about their lives. (only in Dutch)

Cupido en Sideron Cover 30-8-2017

All photos on this site are not intended for any commercial purpose. I have tried to trace all the rules and rights of all images. As far as I know, these images can be used in this way. If you ar a copyright holder and would like a piece of your work removed or the creditline changed then please do not hesitate to contact me. 

estherschreuderwebsite@gmail.com

1 Comment

  1. Hoi Esther in Rome komt er ook een tentoonstelling over Cobra! ik maak de conditierapporten voor het Cobra Museum en het Stedelijk Museum Schiedam groet Marjan

    > Op 8 okt. 2015, om 10:58 heeft Esther Schreuder het volgende geschreven: > >

Comments are closed.